De bedregel

Gepubliceerd op 18 februari 2025 om 16:33

Als het aan Robert zou liggen, sliep Bocuse elke nacht bij ons in het camperbed. Hij vindt dat gezellig. Ik wil het niet: hard zijn!

Daarbij moet gezegd dat Robert de held is die ’s nachts opstaat om Bocuse terug op de bank te gaan leggen, telkens wanneer ze aan onze deur staat te krabbelen om in bed te mogen, en dat is een serieuze acrobatische oefening, zeker wanneer het lijf zich nog niet uit de slaap heeft losgeweekt, en de hersenen ook niet willen dat dat alsnog gebeurt. 

Om uit bed te geraken moet Robert, liefst zonder mij te pletten, in het stikdonker over mij heen kruipen en zich vanaf de hoge bedrand op de grond laten zakken zodat hij in de sas tussen het leefgedeelte en het slaapcompartiment komt te staan; een vierkant van een scheet groot, waarin hij amper past en waar hij begint te tasten naar de klink van de deur waarachter Bocuse staat te krabbel-piepen. Van zodra hij in de ijskoude living staat, probeert hij grip te krijgen op Bocuse, die natuurlijk niet meewerkt.

Rothond!

Hij tilt haar op en zet haar op de bank. Maar daarmee is de kous niet af, want dan ligt ze nog niet en Bocuse is ook niet van plan om te gaan liggen. Ze moet daartoe gedwongen worden door op de rug te worden gedrukt tot ze door haar poten zakt. Dat duurt vaak een tijdje en Robert mag niet te ferm duwen, daar houdt ze niet van, het moet vastberaden maar met zachtheid.

Als Bocuse goed en wel neerligt, haalt Robert traag en met ingehouden adem z’n hand terug van haar rug. Wanneer het te rap gaat veert ze namelijk opnieuw overeind en moet het duwen nog eens. Daarna, en pas als hij zich ervan vergewist heeft dat ze werkelijk blijft liggen, sluipt hij op de tippen van zijn tenen die ondertussen ijspegels zijn, terug richting slaapcompartiment. Hij sluit de deur geruisloos achter zich, klautert vanaf de krappe sas de twee smalle traptreetjes naar het bed weer op, met het gelukzalige vooruitzicht z’n hoofd in het zachte kussen te kunnen laten zakken. Maar soms, en pas wanneer Robert zijn exercitie van over mij heen terug naar z’n plaats kruipen bijna volledig heeft uitgevoerd, de zaligheid van hernieuwde slaap al haast een feit, wipt Bocuse toch weer de bank af. Dan heeft ze al die tijd maar liggen doen alsof en het juiste moment afgewacht, gewoon om te pesten. Een tot wanhoop drijvend geluid, die harde nageltjes op de vloer.

De eerste nacht van een reis zit Bocuse volop onder de adrenaline van het onderweg zijn en moet het terug op de bank gaan zetten al gauw zo’n tien keer.

Rothond!

Bocuse wil persé dat bed in. Van ons drie is zij daarom misschien nog het meest in haar nopjes met een winterreis vanwege de uitzonderingsregel die bij vries in voege gaat. Ik ben geen monster natuurijk, dus bij temperaturen onder nul mag het. Ook als er vuurwerk is, op Oudejaarsavond bijvoorbeeld.

Robert en ik hebben zwaar onderhandeld over de exacte modaliteiten van de mee-in-bed-wet maar ergens heb ik de indruk dat ik niet het beste deel van de deal heb binnengehaald want vries en vuurwerk tot daaraan toe maar bij uitbreiding wist Robert er ook hagel, onweer en zelfs gewoon regen door te drukken. Zelfs bij miezer durft hij de laatste tijd de vraag alweer te stellen, en daar word ik best wel moedeloos van, alsof al die nachtelijke onderhandelingsrondes een maat voor niets zijn geweest. Eén ding heb ik ondervonden: it’s a slippery slope, de regel van het bed. Geef ze een hand en ze nemen je hele arm. 

Maar bibberen dat ze kan, Bocuse, als ze bang is of kou heeft: tragisch over haar hele lijfje, en dat hart onder dat bastje maar kloppen van doenke-doenke-doenke, de daver op de poten. Het is werkelijk hartverscheurend zoals dat beestje kan bibberen. Dus ja:

‘Alé, zet haar dan maar op bed hé!!!!’

De vochtige glans van dankbaarheid in haar grote verschrikte ogen als ze eindelijk richting bed wordt gedragen waar de blijdschap en vreugde hun climax bereiken in een explosie van emoties. Zo aanwezig op dat smalle bed.

Rothond!

Het lijkt wel een aanval van gulheid: ongewenste stinkadem-likken, krankzinnig heen en weer draven over het deken, nog een paar likken, om haar as draaien als een razende achter haar staart aan, nog eens heen en weer voor een lik en dan furieus beginnen graven naar iets in het matras alsof ze ons er een enorm plezier mee doet. Allemaal heel vermoeiend en irritant maar wel uit dankbaarheid omdat ze bij ons mag liggen, waar het veilig is, waar het warm is en waar ze mijn vertrouwde stem hoort:

‘GA JE NU EIN-DE-LIJK BLIJVEN LIGGEN BOCUSE??!!’

Meestal valt ze dan stil. Letterlijk. Alsof ze me begrepen heeft, we dan toch op dezelfde lijn zitten en nu pas, net als ik het cruciale belang van een goede nachtrust heeft ingezien.  En dan die ene zucht. De zucht die van diep komt, die een einde maakt aan het gewroet, vlak voor ze haar uiltje gaat vangen.

Ze krult zich op tot een discreet bolletje. Ik voel de kromming van haar rug vaak tegen mijn been aandrukken, of de warmte van haar buik tegen mijn voet. Niet onaangenaam, het moet gezegd.

In haar slaap draait Bocuse zich meestal op haar rug, de kleine kop opzij, de poten vallen slap en ongegeneerd open. Ze ligt erbij als het antoniem van vrouwelijke elegantie. Nee echt, het is geen zicht. Maar ongelofelijk hoe onbeweeglijk ze kan liggen, dat beest. Haar adem wordt steeds zwaarder, gelijkmatiger en luider tot ze diep, diep slaapt. Ze snurkt als een bouwvakker.  

Gek toch, want net op zo'n moment denk ik dan iets als: 'Blijf alsjeblieft nog heel lang leven Bocuse.'

Een hond in bed. Ik wou het zoooo niet.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.